Kamerbrief over Voortgang nieuwbouw kernenergie (mei 2025)
Opmerkelijk in de Kamerbrief van 16 mei 2025 van minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei) is de positieve inleiding over nut en noodzaak van de nieuwe kerncentrales. Ze zijn nodig voor de realisatie van een robuust en toekomstbestendig energiesysteem. Niet als aanvulling op andere bronnen, maar als een noodzakelijke pijler. Overigens doet TNO onderzoek naar de kosten van een energiesysteem op basis van een drietal scenario’s, te weten met geen, twee en vier kernreactoren. Een en ander in relatie tot de behoefte aan flexibiliteit en de nodige investeringen in de infrastructuur. Dat is inclusief waterstofproductie en –opslag. Ook de leveringszekerheid, importonafhankelijkheid en diversificatie komen aan de orde. De regering zal het TNO–rapport met de volgende voortgangsrapportage, aan de Kamer toesturen.
Aan de Kamerbrief liggen de Technische Haalbaarheidsstudies van EdF en Westinghouse ten grondslag, alsook de externe beoordeling van deze studies door de firma Amentum. De bevinding is, dat de reactoren van de beide leveranciers geschikt zijn voor toepassing in ons land. Voorts is de beeldvorming door de externe beoordeling verbeterd. Allereerst is gebleken, dat de inbedrijfstelling in 2035 van de eerste van de twee kernreactoren niet realistisch is. Dat zal op zijn vroegst een paar jaar later zijn. Hoeveel later is afhankelijk van hoe efficiënt de projectvoorbereiding verloopt. De minister wijst er op, dat het beter is om in de voorbereidingsfase meer tijd te nemen, dan dat er straks jarenlange vertraging tijdens de bouwfase optreedt. Tevens is de bouw van de kernreactoren duurder dan aanvankelijk was verwacht. De nieuwe schatting van de bouwkosten van de twee eenheden ligt tussen € 20 en 30 miljard. Een verklaring voor de grote bandbreedte is, dat de eenheidsgroottes fors verschillen. De AP 1000 van Westinghouse levert 1050 MWe en de EPR van EdF 1650 MWe ˚). De vermelde bouwkosten zijn overigens in lijn met die van vergelijkbare nieuwbouwprojecten in andere Europese landen. Met name die in Polen, Slovenië en Tsjechië. In elk geval zijn de door de regering in het Klimaatfonds gereserveerde financiële middelen van € 14,5 miljard ontoereikend. Daarom beraadt de regering zich over de financiering. Het plan van de regering is om voor de realisatie een deelneming op te richten en om de projectorganisatie te verzelfstandigen. De gedachten gaan uit naar een stuk overheidsfinanciering, naast een vorm van schuldfinanciering. Er is daarvoor instemming van de Europese Commissie nodig. Er zijn echter precedenten, waar de regering bij kan aansluiten. Verder zouden private partijen in een latere fase, als de financiële risico’s beter bekend zijn, een deel van de schuld van de overheid kunnen overnemen.
In de externe beoordeling is ook ingegaan op de te stellen eisen aan de mogelijke vestigingsplaatsen. Daarbij is gebleken, dat het EPZ-terrein naast de kerncentrale Borssele voor een van de reactorconcepten te klein is. Uitbreiding is weliswaar mogelijk, maar is duur. Daarom besloot de regering om in het kader van de projectprocedure een zevental locaties te onderzoeken op hun merites. Te weten twee in het Sloegebied, een in Terneuzen, een op Maasvlakte II en drie in Eemshaven. De regering zal in 2026 een keuze maken, waarbij een locatie in Zeeland de voorkeur heeft. De uitkomst van de projectprocedure zal mogelijk ook bruikbaar zijn voor de tweede serie van twee eenheden. Voorts zal de regering na de zomer van 2025 in de “Concept Notitie Reikwijdte en Detail” bekend maken welke ruimtelijke effecten en regio’s ze voor de eenheden 3 en 4 onderzoekt.
Met betrekking tot de selectie van de leverancier kiest de regering voor een competitieve flexibele procedure, waarbij ze in gesprek blijft met de beide aanbieders. Daarbij komen eerst de locatieonafhankelijke aspecten aan de orde en vervolgens de locatieafhankelijke en pas daarna volgt de keuze voor een van beide partijen. Met deze procedure, die niet ongebruikelijk is, kunnen de leveranciers maximaal in concurrentie met elkaar gaan. Het selectieproces kan twee tot drie jaar duren.
Het wetsvoorstel om Borssele langer in bedrijf te houden gaat op korte termijn naar de Raad van State voor advies. De Kamer kan er dan na de zomer over beslissen.
Meer informatie over zowel de Kamerbrief, als het Rapport met de externe beoordeling van Amentum:
https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2025Z09636&did=2025D22012
˚) Klik voor een beschrijving van het desbetreffende reactorconcept op de reactornaam.